Oefenen
opdrachten 2e klas
Opdracht
1
Woordsoorten benoemen: Benoem alle onderstreepte woorden
1. Wat heb jij met deze stoel gedaan?
2. Ze loopt weg van huis en wanhopig zoekt ze naar een oplossing.
3. Op een zonnige dag hebben we deze mooie tent opgezet.
Woordsoorten benoemen: Benoem alle onderstreepte woorden
1. Wat heb jij met deze stoel gedaan?
2. Ze loopt weg van huis en wanhopig zoekt ze naar een oplossing.
3. Op een zonnige dag hebben we deze mooie tent opgezet.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Opdracht
2
A. Zinnen ontleden (pv, wg, o, lv, mv, bwb, ng)
1. Dit boek is heel bijzonder.
2. Alle leerlingen moeten een leesautobiografie schrijven dit jaar.
3. Ze is een paar dagen gebleven.
B. Onderstreep de werkwoorden en zet erachter: hww, zww of kww.
1. Ik heb met de hele zondag verveeld.
2. Hij is moe naar huis gegaan.
3. Hij leert heel goed voor een proefwerk.
A. Zinnen ontleden (pv, wg, o, lv, mv, bwb, ng)
1. Dit boek is heel bijzonder.
2. Alle leerlingen moeten een leesautobiografie schrijven dit jaar.
3. Ze is een paar dagen gebleven.
B. Onderstreep de werkwoorden en zet erachter: hww, zww of kww.
1. Ik heb met de hele zondag verveeld.
2. Hij is moe naar huis gegaan.
3. Hij leert heel goed voor een proefwerk.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Opdracht
3
Passieve en actieve zinnen
Zet de zinnen van de actieve in de passieve vorm.
1. Haar moeder kocht een jas. Een jas werd door haar moeder gekocht.
2. De leraar zette haastig de computer aan. De computer werd haastig aangezet door de leraar.
3. De dj heeft veel grapjes gemaakt. Veel grapjes zijn door de dj gemaakt.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Passieve en actieve zinnen
Zet de zinnen van de actieve in de passieve vorm.
1. Haar moeder kocht een jas. Een jas werd door haar moeder gekocht.
2. De leraar zette haastig de computer aan. De computer werd haastig aangezet door de leraar.
3. De dj heeft veel grapjes gemaakt. Veel grapjes zijn door de dj gemaakt.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Opdracht
4
Samengestelde zinnen
Schrijf het voegwoord op en of het een hz+hz / hz+bz / bz+hz is.
Samengestelde zinnen
Schrijf het voegwoord op en of het een hz+hz / hz+bz / bz+hz is.
1. Maarten is aan het bellen en Martijn zit achter de
computer (hz+hz)
2. Peter kan niet op mijn verjaardag komen want hij heeft al een ander feestje. (hz+hz)
3. Ik trek vandaag m’n zomerjas aan, hoewel het regent. (hz+bz)
4. Nadat mijn zus de middelbare school klaar is, wil ze een reis naar Nepal maken. (bz+hz)
5. Marianne vindt het ’s zomers te warm dus zwemt ze ’s winters. (hz+bz)
2. Peter kan niet op mijn verjaardag komen want hij heeft al een ander feestje. (hz+hz)
3. Ik trek vandaag m’n zomerjas aan, hoewel het regent. (hz+bz)
4. Nadat mijn zus de middelbare school klaar is, wil ze een reis naar Nepal maken. (bz+hz)
5. Marianne vindt het ’s zomers te warm dus zwemt ze ’s winters. (hz+bz)
Succes!