Voorbeeld: www.google.com --> type in: lijdend voorwerp oefenen.

Zinnen ontleden | |
Persoonsvorm | Werkwoord |
* Getalsproef (ev-mv) | |
* Tijdsproef (tt-vt) | |
* Vraagzin maken | |
Onderwerp | Wie/wat + pv |
Werkwoordelijk gezegde | Alle werkwoorden in de zin |
Lijdend voorwerp | Wie/wat + o + wg |
Meewerkend voorwerp | Het woordje 'aan' kun je toevoegen of weglaten |
Bijwoordelijke bepaling | Die kun je vinden door: waar? Wanneer? Of hoe? |
Naamwoordelijk gezegde | * Een werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit werkwoorden. Maar er is een gezegde dat niet alleen uit |
werkwoorden bestaat maar ook uit naamwoorden = ng | |
* Deze naamwoorden kunnen zelfst.nw zijn, maar ook bijv.nw. | |
* Het ng bestaat uit een werkwoordelijk deel (wwd) en een naamwoordelijk deel (nwd). | |
Bijvoorbeeld: Mijn zus word piloot. | |
Ng= wordt piloot | |
wwd = wordt | |
nwd= piloot (zelfstandig naamwoord) | |
* Er zijn maar een paar werkwoorden die in een ng kunnen staan.Dit noemen we koppelwerkwoorden, | |
omdat ze het onderwerp aan het zelfst.nw of het bijv.nw koppelen. | |
* Koppelwerkwoorden: | |
Zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen |