Je kunt oefenen op www.jufmelis.nl of www.google.com en dan de woordsoort intypen.
Woordsoorten benoemen | ||
Woordsoorten | Uitleg | Voorbeeld |
Lidwoorden | De, het, een | |
Zelfstandig naamwoord | Je kunt er de,het of een voor zetten. Het verwijst naar een mens, dier, ding of een verschijnsel. | De tafel |
Bijvoeglijk naamwoord | Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. | De oude tafel, het kleine meisje |
Eigennaam | Mensen, dieren, dingen en verschijnselen bij naam. | Kirsten, Nederland, etc |
Werkwoord | Iets wat je kunt 'doen' | Lopen, landen, hebben etc. |
Voorzetsel | Ook wel kastwoorden genoemd. | In, over, achter, met, naast, bij, etc. |
Telwoord | Woorden die een aantal of rangorde aangeven | twee, eerste |
Vragen voornaamwoord | Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een). Ze staan heel vaak aan het begin van een vraagzin. | |
Persoonlijk voornaamwoord | Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen | Hij, zij, jij, ik, hem, haar enzovoort. |
Bezittelijk voornaamwoord | Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan | mijn, uw, jouw, haar,zijn etc. |
woord deze, dit
Betrekkelijk voornaam- Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord dat, die
woord of een groep woorden die al eerder in de zin staan. waar, wat